woensdag 20 januari 2016

Zware takken en een blanco 2016

Elk jaar ga ik minstens één keer een paar dagen naar een klooster. Ik heb dit nodig, ik kan niet meer zonder. Een soort verslaving eigenlijk. Ik begrijp niet hoe mensen zonder kunnen. Maar misschien heb je een tuinhuisje of een zomerhuisje of ga soms een tijd alleen wandelen. In de rush van het dagelijkse leven, kom ik niet tot die rust en die inzichten die ik hier vind. Het is het begin van een nieuw jaar. Zucht, alweer één. Maar ook joepie, nieuwe mogelijkheden. Een goede vriendin van me schreef op 1 januari: als een nieuwe pagina, een vers schriftje of een leeg vel papier.

Onherroepelijk komt de vraag, wat is er van mijn goede voornemens terecht gekomen? Had ik die eigenlijk wel? En zo niet, ben ik dan niet te onbezonnen en oppervlakkig het vorige jaar ingedoken? En heb ik de doelen die ik me gesteld had gedurende het jaar, in mijn relaties, in de opvoeding, in mijn werk wel gehaald? Ho stop. Wat een strenge vragen allemaal. En toch ga ik ze langs, één voor één. Ergens komt een gedachte omhoog die me doet grijnzen. Wat wil ik toch veel van mezelf. Elke keer weer. Mag ik ook gewoon minder slagen, minder presteren, minder gelukt zijn? Eigenlijk gewoon een beetje mislukt zijn, falen, een kneusje zijn. Nou en? Ja dat mag een klein beetje van mezelf, een klein beetje maar. Maar dit jaar ga ik wel proberen een beter mens te zijn. Leer ik het dan nooit? Hoe zeggen ze dat ook weer bij mindfullness? Ga met milde aandacht naar je linker voet.. Ik moet er altijd een beetje om giechelen, pffff al die milde aandacht naar jezelf. Maar ik ben ook gaan beseffen, dat een beetje milde aandacht naar je eigen hart, mildheid naar al het moeten, niet alleen jezelf maar ook de anderen om je heen een veel aangenamer leven geeft. Moeten geeft stress, een hoge adem, kattigheid, korte lontjes en ongeduld. Ik denk wel dat veel van ons het kennen. En dan probeer ik hier ook maar mild over te zijn, zo zit ik nou eenmaal in elkaar. Ik kan leren meer ontspannen te zijn, relaaaaxe, alles komt uiteindelijk goed. Ik wandel door de weilanden, het stroompje naast me stroomt dezelfde kant op als ik.

En sommige harte-zaken zijn nou eenmaal niet te controleren, die kun je niet in doelen verpakken. Je kunt ze alleen maar leren loslaten. Loslaten weer zo’n woord waar je werkelijk mee wordt doodgegooid. Ach, er zal wel niet voor niets zoveel met dit woord gesmeten worden. Wat draag ik met me mee als een steen in mijn buik? Zorgen om de kinderen. Je kan je stinkende best doen, ze geven wat je intuïtief denkt dat ze nodig hebben. Maar zorgen om een kind met uitdagingen in de spraak of een kind die wat alleen-ig lijkt in de klas. Wat kun je doen? Een kind is uiteindelijk een mensenkind die leert zelf te groeien en zijn weg te zoeken. Loslaten. Zorgen om mijn moeder, die ik langzaam aan het verliezen ben, die er niet echt meer bij kan zijn omdat haar hersenen niet meer meewerken. En dan de verwijten naar mezelf, ben ik er wel genoeg voor haar, heb ik wel alles uit deze tijd gehaald wat eruit te halen is? Loslaten. En de zorgen om mensen die ik pijn doe of die ik niet genoeg op kan vangen. Loslaten. Ergens tijdens mijn staren over de velden, als de hemel plotseling openbreekt na dagen van grauwheid, komt God omhoog borrelen. Hoe abstract soms ook en ongrijpbaar. Ineens is er de aanwezigheid. Moet ik alles alleen dragen? Ik probeer verantwoordelijkheid te nemen voor de keuzes die ik maak, ik geef wat ik kan en dan houdt het op. Is er geen controle mogelijk. Ik laat los en geef de stenen over in God’s handen.

Ik vind nergens een steen. Ergens een stemmetje, hè wat jammer nou, het was zo’n goed idee, ik moet een hele zware steen vinden… Maar dan zie ik twee enorme dikke takken. Ik zeul ermee door de modder, het begint inmiddels te hagelen, ik moet er hardop om grinniken. God, wat symbolisch toch allemaal weer. De lach van relativering. Ik probeer ook overal een teken in te zien, maar misschien is het leven één groot toeval. En al is dat zo, ik voel de zware last van het gewicht van die takken en het wordt heel concreet. Ineens bedenk ik me, ben ik wel op tijd voor de middagdienst? Ik probeer mijn horloge tevoorschijn te wurmen, terwijl ik de takken in één arm balanceer. Nog een paar minuten! Ik draaf met de takken naar het kapelletje. Snel schiet door mijn hoofd, hoe gênant is het als ik nu andere kloostergasten tegen zou komen. Wat gaat ze in ‘s hemelsnaam doen met al die takken? Maar als ik ze neerleg bij het mooie kapelletje met de glas in lood ramen van Maria Toevlucht ben ik toch opgelucht. Hè hè. Nog een sprintje trekken naar de kerk (goed bezig, onthaasting in het klooster) en ik hijg uit met een rood hoofd terwijl de broeders met zachte stem psalm 51 inzetten. Een psalm over vergeving. Lang niet altijd, maar dit keer valt het op zijn plek.

“Wees mij genadig God, in uw trouw, u bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet,
was mij schoon van alle schuld.
Maar u wilt dat waarheid mij vervult, u leert mij wijsheid, diep in mijn hart.
Schep o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig.”

vrijdag 27 november 2015

Waarheid en feitelijkheid in relaties

Jaïr: “Volgens mij is Sinterklaas 81 jaar en gaat hij wel een keer dood. Dan kunnen de hulpsinterklazen het om de beurt voor hem gaan doen. Als die ook allemaal dood zijn, dan is de wereld toch al helemaal anders geworden.” En Elias mijn andere zoon van vijf jaar: “Ik doe mijn benen maar omhoog want ik denk dat er een monster onder tafel zit. Ah ik weet wat! Ik vang mijn vieze scheetje in dit pijpje en dan blazen we die lekker naar het monster!” Wat een fantastisch idee knul. Ook als ik het weerleg dan zeggen ze, maar jij bent toch niet de baas? Of: weet je dat echt zeker? Het is zo’n mooie zoektocht met je kinderen naar wat waarheid is. Voor hen is een heleboel waar, ze mogen vertoeven in hun magische wereld. Als er gevaar dreigt vertel ik de feitelijkheden, als dat niet zo is dan is deze wereld dé ingang tot de grote mensenwereld van later. Die heel wat saaier is. Bovendien is het soms de vraag of míjn verhaal of die van hen meer ‘waar’ is. Ik kan zoveel van ze leren.

De vraag is of de waarheid altijd feitelijk moet zijn of dat feiten altijd de (enige) waarheid zijn. Denk maar aan hoe je iets kunt beleven. Kun je in een relatie altijd spreken over wat er feitelijk gebeurd is? En is het altijd het meest eerlijk om alle feiten in detail te vertellen aan de ander? Soms is het wijs om even te wachten of om in beelden te spreken. Ik vind dat dit verhaal uit de Midrasj (uit de Joodse traditie) dit mooi laat zien:

Rabbi Meir was op een Sjabbatmiddag aan het discussiëren in het studiehuis. Terwijl hij daar was stierven zijn twee zonen. Wat deed hun moeder? Ze legde ze op bed en bedekte hen met een linnen doek. Toen de Sjabbat ten einde liep, kwam rabbi Meir thuis en vroeg haar: “Waar zijn mijn zonen?”. Zij antwoordde: ‘Zij zijn naar het studiehuis gegaan’. ‘Daar heb ik ze niet gezien’ zei hij. Ze gaf hem de havdala-beker (wat het einde van de Sjabbat markeert) en hij sprak de zegen uit. Toen vroeg hij opnieuw: ‘Waar zijn mijn zonen?’ Ze zei: ‘Ze zijn ergens anders naartoe gegaan en nu zijn zij teruggekeerd’. Toen gaf zij hem te eten, en hij at, en hij zei de zegen na de maaltijd. Toen zei ze: ‘Ik moet je iets vragen. Eerder vandaag kwam er een man en die gaf me iets om voor hem in bewaring te houden; nu is hij teruggekomen en heeft me ernaar gevraagd. Zullen we het aan hem teruggeven of niet?’ Hij antwoordde: ‘Iemand die iets in bewaring heeft gekregen, moet het beslist teruggeven aan de eigenaar’. Ze antwoordde ‘Als het niet was vanwege jouw kennis, zou ik het niet hebben teruggegeven’. Toen nam ze hem bij de hand en bracht hem naar het bed, ze nam de doek weg en hij zag zijn zoons, dood op bed. Toen begon hij te huilen en zei over ieder van hen: ‘O mijn zoon, mijn zoon; O mijn rabbi (leraar), mijn rabbi!’ Leraar, omdat zij het gezicht van hun vader lieten stralen vanwege hun kennis van de halacha (Joodse wet). Toen zei zijn vrouw tegen hem: ‘Heb je niet gezegd dat men iets wat men in bewaring heeft, moet teruggeven aan de eigenaar?’ Wordt er niet gezegd: “De Eeuwige heeft gegeven, de Eeuwige heeft genomen, de Naam van de Eeuwige is een bron van zegen”? Zo troostte zij hem en bracht zijn geest tot rust.

Ik vind het vaak zoeken in mijn relatie hoe ik iets gevoeligs op een goede manier over kan brengen. Wanneer ben je waarachtig? Als je het goede met de ander voor hebt? Maar je kan niet altijd weten wat goed is voor de ander. Soms moet je kiezen voor wat op dat moment goed voor jou is en daarmee hopelijk uiteindelijk goed voor de ander. Kun je dan je intuïtie volgen?

Ik correspondeerde over dit onderwerp met een goede vriendin. Zij heeft de leeftijd van mijn ouders en ze is een wijze vrouw. Ze heeft veel meegemaakt én veel gelezen, juist ook uit de Joodse traditie. Ze schrijft: “We moeten de Waarheid in dienst stellen van het leven en van de vrede. Soms schepen we anderen onder het mom van eerlijkheid en openheid op met onze onzekerheden en schuldgevoelens. De idylle van "elkaar alles zeggen" van jonge liefdes; alsof alles zich zeggen laat. Er zijn vele vele lagen van communicatie die niet via de woorden verlopen. Blaise Pascal (wis- en natuurkundige en christelijk filosoof 17e eeuw): "Het hart heeft zijn reden dat de rede niet kent" Eén van de vrienden van W.A.C. Whitlau zegt: "Alles wat je denkt moet je niet zeggen; alles wat je zegt moet je niet schrijven; en alles wat je schrijft moet je niet publiceren” (uit: ‘Geliefd is de mens’).

Ik heb een aantal keer mensen meegemaakt na een scheiding. Ze begrepen elkaar niet meer. De één verwijtte de ander dat hij/zij niet eerlijk was geweest of niet heeft laten zien dat het bergafwaarts ging. De ander zegt: Hoe kan hij/zij dat niet gemerkt hebben! Hoe vaak ik wel niet heb aangespoord om therapie te gaan volgen of legde ik uit in brieven wat ik voelde. De ander herinnert zich dat niet meer of heeft de signalen niet gehoord of opgevangen. Wat is er feitelijk gebeurd? Is dat nog van belang? Ieder heeft zijn eigen waarheid en als je die niet van elkaar accepteert en elkaar daarin niet erkent en vervolgens niet de moed hebt elkaar te vergeven en verder wil kijken, gaat er ergens iets mis. De feiten zijn onbelangrijk geworden. Misschien kun je dan niet eens spreken over feiten. Alleen over: wat is ‘waar’ voor jou, wat doet er echt toe. Waar verlang je naar. Is de liefde (nog) waarachtig en sterk genoeg. Uiteindelijk is iedereen de dupe van een vechtscheiding. Er verbrokkelt zoveel verlangen, vertrouwen, magie van mensen en van kinderen.

Soms is vergeven wel mogelijk, maar een weg samen niet meer. Zolang je elkaars waarheid erkent en waardeert kun je uit elkaar gaan in vrede en red je daarmee het bestaansrecht van je kind en van jezelf. Maar het blijft altijd een moeilijke weg. Ik geloof het nooit als mensen zeggen dat ze niet worstelen, zoeken, vechten, twijfelen in hun relatie. Ik doe dat in ieder geval wel. Ik geloof dat mijn waarheid eigenlijk mijn diepere verlangen is. Geen oppervlakkig verlangen, maar iets wat diepere lagen aanboort. Het is de kunst dat verlangen te blijven delen met elkaar denk ik. Toen ik Elias berispte dat hij wel erg hard floot en mijn oren er bijna afvielen zei hij: Ik móet heel hard fluiten, want dan horen God en Jezus het tenminste en vallen ze uit de hemel en kan ik ze éindelijk een keer zien! Ik kon het eigenlijk niet beter verwoorden, dat verlangen. Ik wil ook een Heer die altijd naar ons luistert en dat Hij mijn tranen en mijn pijn ziet (Hoger dan de blauwe luchten). Het troost mij dat dit voor mijn jongens simpel en waar is. En waarom ook niet?

“Die Sehnsucht scheint mir die einzige ehrliche Eigenschaft des Menschen” Ernst Bloch

“Denn meine Sehnsucht geht über dieses Leben hinaus” Anselm Grün 

Het verlangen lijkt mij de enige eerlijke eigenschap van mensen.
Want mijn verlangen reikt verder dan dit leven.

maandag 19 oktober 2015

Wat maakt mij een Christen?

Die vraag houdt mij de laatste tijd bezig. Ben ik zo anders dan andere mensen die zich niet zo noemen? Waarom creëren wij pioniersplekken in Nederland vanuit de Protestantse kerk? Wat hebben wij mensen te bieden? Kan men ook zonder het christendom of een bepaalde religie verdieping en zin aan het leven geven? Kunnen wij verschil maken of is alles allang op ‘de markt’? Sommige vragen moeten misschien vragen blijven en die moeten we onszelf blijven stellen. Waarschijnlijk ben ik niet per sé anders, maar is er wel een bron, een vertrouwen gegroeid waaruit ik kan putten.

Als niet theoloog raadpleeg ik eerst maar eens de Wikipedia. “Een Christen is een aanhanger van het Christendom, of een volgeling van Jezus Christus”. Interessant is dat er onder christenen wel discussie bestaat over de vraag wat dit navolgen van Jezus precies inhoudt. En dat deze discussie vanaf het begin al is gevoerd. Het is altijd een opluchting als het nergens zwart op wit staat en er dus ruimte voor interpretatie is. Betekent ‘volgen’: in zijn voetsporen treden en wat is dat dan? Ik probeer me in eerste instantie te laten inspireren door zijn manier van leven.

“Voor de meeste stromingen is de mens zondig van natuur en geneigd tot alle kwaad. Christenen beschouwen de kruisdood van Jezus als een verlossende daad, waardoor zonden, indien er sprake van oprecht berouw, worden vergeven” Tja dit is een angel hè? Zonden. Zo’n afknapper voor velen, dat we van nature slecht zouden zijn. Ik heb er ook een dubbel gevoel bij. En de opstanding blijft een lastig onderwerp, te groot voor nu. Ik geloof wel dat het evangelie laat zien dat we als mens nederig mogen zijn. Dus dat we niet hoeven te focussen op het zondig zijn, maar wel weten dat niemand perfect is en we ons hoofd buigen voor de schoonheid van de aarde. In de Bergrede zegt Jezus: “Gelukkig wie nederig van hart zijn”.

Nederigheid. Wat had ik een hekel aan dat woord vroeger. Dit is wel veranderd. Toen mijn zus en ik vorige week in Roemenië waren hadden we er een mooi gesprek over met onze vriendin die non is in een Roemeens orthodox klooster. Ze zoekt iedere dag naar de betekenis van nederigheid. En zij is helemaal geen type om de hele dag met haar hoofd gebogen te lopen, ze straalt een trots uit en een wilskracht. Voor haar was het een worsteling om haar schaduwkanten te beteugelen, zoals denken dat ze het altijd beter weet dan anderen en dat het leven maakbaar is. Ik ben daar ook een leven lang mee bezig, ploeteren met de illusie bijvoorbeeld dat ik van alles kan controleren. 

Jezus zei: “Want ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matth. 11: 29). Was Jezus altijd bescheiden, volgzaam, met zijn hoofd gebogen? Nee, integendeel, hij was controversieel, recalcitrant. Hij accepteerde niet dat er mensen werden buitengesloten, hij verzette zich tegen een rigide volgen van wetten en regels gedachteloos en zonder mededogen. Hij verrast steeds weer, confronteert, laat je duizelen. Dat vind ik inspirerend.

Ik ben een aantal keer onderdeel geweest van een minderheid, in Israël heb ik als kind en later als twintiger gewoond in een christelijke kibboets tussen de Joden en Arabieren. Ik heb 2 jaar in Roemenië gewoond, de meerderheid Roemeens Orthodox. Ik woonde een half jaar in Bethlehem in een moslimwijk. In die omstandigheden voel je je vanzelf nederig. In hun ogen ben jij vreemd en dus leer je respect te hebben en word je automatisch nieuwsgierig naar hoe zij leven en waarom. Wat voel je je open en bloot als je op een bruiloft bent en je hebt als enige geen hoofddoek op of als je belandt in een dankritueel voor een overledene bij de orthodoxen en overladen wordt met eten of als je meedanst bij het Joodse Simchat Thora en je je een houten klaas voelt. Ik als Nederlander met mijn argwaan voor vrouwenonderdrukking, mijn koektrommel die open en weer dicht gaat en mijn gebrek aan natuurtalent in losgaan met het lijf. En wat verruimt dit dan je horizon. Prachtige rituelen om het leven te vieren, waardoor je je klein en dankbaar voelt. Tegelijk ontdekte ik hier mijn eigen wortels opnieuw en groeide mijn spiritualiteit.

In Nederland ben ik als belijdend christen ook in de minderheid, dit vraagt dus opnieuw om nederigheid. In Roemenië ben ik bang dat men mij een zondig mens vindt, omdat ik het allemaal niet zo zeker weet. In Nederland ben ik bang dat men denkt dat ik het allemaal te zeker weet. “Het is ouderwets, degelijk, kinderlijk om te geloven en je gaat zeker naar de kerk omdat je niet anders gewend bent of omdat je ooit bekeerd bent”. Het is de kunst om jezelf te blijven op beide plekken...poeh. Ik ben er niet op uit om anderen te bekeren, dat is mij vanaf mijn kindertijd geleerd. Ieder blijvend bij zijn eigen wortels en bronnen. Ik ga naar de kerk omdat ik denk dat wij een ander geluid kunnen laten horen, van medemenselijkheid, van saamhorigheid. Zoals Jezus: niet oordelend, maar elk mens met nieuwe ogen en met verwondering zien. Nederig van hart zijn. Ik ben een radertje in het grote geheel, ik word uitgenodigd met respect om te gaan met de natuur en ontzag te hebben voor alles wat mij te boven gaat.

donderdag 17 september 2015

Pionieren?


Leg dat maar eens uit. Wat je precies gaat doen in die nieuwe baan. Mensen die naar de kerk gaan of openlijk geloven hebben er wel een beeld bij. Als ik hen probeer uit te leggen wat ik ga doen zeggen ze vaak ‘Sterkte!’ of komen met verhalen van hoe hun eigen kerk leegloopt. “Mooi dat dit initiatief er is, maar ik ben blij dat ik niet in jouw schoenen sta”. Of: “De wijk ingaan en mensen die niets met God hebben, met God verbinden, wauw! Dat jij dat durft.” Ik ben zelf ook wel erg benieuwd hoe ik dat ga doen zeg ik dan maar eerlijk. En toch...ik kan niet wachten!

Wat is pionieren eigenlijk? Ik krijg een beetje een rare giechel over me als ik op internet ga opzoeken wat de definitie ervan is. In de van Dale betekent pionier baanbreker. Op een andere site wordt baanbreker vertaald als: iemand die probeert te overleven in tot nu toe niet geëxploreerde gebieden. Probeert te overleven? Slik. Op een andere site is een pionier iemand die als eerste iets moeilijks of gevaarlijks doet, waardoor anderen het later ook kunnen doen. Gelukkig vind ik ook minder ijzingwekkende betekenissen, zoals: Persoon die nieuwe mogelijkheden onderzoekt of: Iemand die nieuwe wegen opent. Net als ik de moed weer voel opborrelen, lees ik: ‘Kenmerkend voor het werk van een pionier zijn de ontberingen die men ondergaat en de grote inspanning die men zich moet getroosten omdat allerlei voorzieningen nog ontbreken. Het werk van een pionier gaat vaak gepaard met vele mislukkingen en tegenslagen, omdat de pionier nog niet kan beschikken over methodes die zich in de praktijk bewezen hebben’.

Dáár ben ik dus aan begonnen. Ik haal maar even diep adem en tegelijk kan ik een glimlach niet onderdrukken. Kalmte kan u redden, zei mijn vader altijd en hij kan het weten. Al die definities zijn waar. Er is geen vastomlijnd plan nog, geen concrete activiteiten. Pionieren betekent het nog niet weten, het mogen falen en vooral het vervolgens niet opgeven. Maar ook het experimenteren, de ruimte voor creativiteit, je hart volgen, luisteren naar wat nodig is, zoeken naar waar je van betekenis kunt zijn. Want diep van binnen weet ik het, dit past mij. Het is mij met de papleper ingegoten. Ik ben geboren in Nes Ammim, een christelijke kibboets in Israel waar pionieren de missie was. Nadrukkelijk niet om het joodse volk te bekeren, maar op zoek gaan naar het gesprek, de mogelijkheden voor verzoening. Het pionieren gaat over dat vlammetje bij mij van binnen, dat van God komt, die ik wil laten opvlammen. Ik verlang al jaren naar werk dat er toe doet, echt toe doet. Een klein mini stukje van Gods koninkrijk op aarde brengen, het visioen dat ons als christenen wakker houdt, levend houdt. Dat verlangen geeft mij leven. Het verlangen naar betekenis zoeken samen met anderen, het verlangen naar gemeenschap.

Ik ben een mens die heel snel van de droom weer terug op de aarde land, bam, oh ja het hier en nu. Heel mooi en aardig dat koninkrijk, maar ben ik het voorbeeld van een christen met een grote C? Kan ik God onder de mensen brengen? Laat ik maar eens beginnen bij de eerste stap. Het zaadje planten en laten ontkiemen. Ik stap de wijk in, ik luister. Samen met de protestantse gemeente Leidsche Rijn hebben we ervoor gekozen om ons te richten op gezinnen die op een kruispunt staan, wegen die moeten scheiden met alle vragen en emoties die daarbij komen. De eerste stap is, vanuit het vertrouwen van dat vlammetje in mij, te luisteren naar de moeders, de vaders, de kinderen. En heel voorzichtig mezelf de vraag te stellen, wat kan ik voor hen betekenen?

En dan zijn er nog al die mensen aan wie ik uit wil leggen wat mijn nieuwe baan inhoudt, die niet kerkelijk zijn, nooit geweest ook. Wat een uitdaging! Het was al moeilijk om hen te vertellen waarom ik naar de kerk ga en wat ik geloof. Veel mensen hebben een heel vastgeroest idee van wat geloven betekent, veel mensen zijn ook niet echt geïnteresseerd voel ik of horen wat ze willen horen. De ene keer wil ik heel graag tot hen doordringen en vertel ik hen over de nuances, de verdieping en hoe het mij levend houdt. De andere keer stotter ik wat onsamenhangende zinnen en voel ik me slap en niet zo dapper. Maar er zijn ook mensen waar er wel iets getriggerd wordt. Een verlangen borrelt op naar zingeving, medemenselijkheid, vrede, licht. En dat is precies de groep mensen die we hopen aan te spreken. Ik kan niet wachten…