Elk jaar ga ik minstens
één keer een paar dagen naar een klooster. Ik heb dit nodig, ik kan niet meer
zonder. Een soort verslaving eigenlijk. Ik begrijp niet hoe mensen zonder
kunnen. Maar misschien heb je een tuinhuisje of een zomerhuisje of ga soms een
tijd alleen wandelen. In de rush van het dagelijkse leven, kom ik niet tot die
rust en die inzichten die ik hier vind. Het is het begin van een nieuw jaar.
Zucht, alweer één. Maar ook joepie, nieuwe mogelijkheden. Een goede vriendin
van me schreef op 1 januari: als een nieuwe pagina, een vers schriftje of een
leeg vel papier.
Onherroepelijk komt de
vraag, wat is er van mijn goede voornemens terecht gekomen? Had ik die
eigenlijk wel? En zo niet, ben ik dan niet te onbezonnen en oppervlakkig het
vorige jaar ingedoken? En heb ik de doelen die ik me gesteld had gedurende het
jaar, in mijn relaties, in de opvoeding, in mijn werk wel gehaald? Ho stop. Wat
een strenge vragen allemaal. En toch ga ik ze langs, één voor één. Ergens komt
een gedachte omhoog die me doet grijnzen. Wat wil ik toch veel van mezelf. Elke
keer weer. Mag ik ook gewoon minder slagen, minder presteren, minder gelukt
zijn? Eigenlijk gewoon een beetje mislukt zijn, falen, een kneusje zijn. Nou
en? Ja dat mag een klein beetje van mezelf, een klein beetje maar. Maar dit
jaar ga ik wel proberen een beter mens te zijn. Leer ik het dan nooit? Hoe
zeggen ze dat ook weer bij mindfullness? Ga met milde aandacht naar je linker
voet.. Ik moet er altijd een beetje om giechelen, pffff al die milde aandacht
naar jezelf. Maar ik ben ook gaan beseffen, dat een beetje milde aandacht naar
je eigen hart, mildheid naar al het moeten, niet alleen jezelf maar ook de
anderen om je heen een veel aangenamer leven geeft. Moeten geeft stress, een
hoge adem, kattigheid, korte lontjes en ongeduld. Ik denk wel dat veel van ons
het kennen. En dan probeer ik hier ook maar mild over te zijn, zo zit ik nou
eenmaal in elkaar. Ik kan leren meer ontspannen te zijn, relaaaaxe, alles komt
uiteindelijk goed. Ik wandel door de weilanden, het stroompje naast me stroomt
dezelfde kant op als ik.
En sommige harte-zaken
zijn nou eenmaal niet te controleren, die kun je niet in doelen verpakken. Je
kunt ze alleen maar leren loslaten. Loslaten weer zo’n woord waar je werkelijk
mee wordt doodgegooid. Ach, er zal wel niet voor niets zoveel met dit woord
gesmeten worden. Wat draag ik met me mee als een steen in mijn buik? Zorgen om
de kinderen. Je kan je stinkende best doen, ze geven wat je intuïtief denkt dat
ze nodig hebben. Maar zorgen om een kind met uitdagingen in de spraak of een
kind die wat alleen-ig lijkt in de klas. Wat kun je doen? Een kind is
uiteindelijk een mensenkind die leert zelf te groeien en zijn weg te zoeken.
Loslaten. Zorgen om mijn moeder, die ik langzaam aan het verliezen ben, die er
niet echt meer bij kan zijn omdat haar hersenen niet meer meewerken. En dan de
verwijten naar mezelf, ben ik er wel genoeg voor haar, heb ik wel alles uit
deze tijd gehaald wat eruit te halen is? Loslaten. En de zorgen om mensen die
ik pijn doe of die ik niet genoeg op kan vangen. Loslaten. Ergens tijdens mijn
staren over de velden, als de hemel plotseling openbreekt na dagen van grauwheid, komt God omhoog borrelen. Hoe abstract soms ook en
ongrijpbaar. Ineens is er de aanwezigheid. Moet ik alles alleen dragen? Ik
probeer verantwoordelijkheid te nemen voor de keuzes die ik maak, ik geef wat
ik kan en dan houdt het op. Is er geen controle mogelijk. Ik laat los en geef
de stenen over in God’s handen.
Ik vind nergens een steen.
Ergens een stemmetje, hè wat jammer nou, het was zo’n goed idee, ik moet een
hele zware steen vinden… Maar dan zie ik twee enorme dikke takken. Ik zeul
ermee door de modder, het begint inmiddels te hagelen, ik moet er hardop om
grinniken. God, wat symbolisch toch allemaal weer. De lach van relativering.
Ik probeer ook overal een teken in te zien, maar misschien is het leven één
groot toeval. En al is dat zo, ik voel de zware last van het gewicht van die takken en het
wordt heel concreet. Ineens bedenk ik me, ben ik wel op tijd voor de
middagdienst? Ik probeer mijn horloge tevoorschijn te wurmen, terwijl ik de
takken in één arm balanceer. Nog een paar minuten! Ik draaf met
de takken naar het kapelletje. Snel schiet door mijn hoofd, hoe gênant is het
als ik nu andere kloostergasten tegen zou komen. Wat gaat ze in ‘s hemelsnaam
doen met al die takken? Maar als ik ze neerleg bij het mooie kapelletje met de
glas in lood ramen van Maria Toevlucht ben ik toch opgelucht. Hè hè. Nog een
sprintje trekken naar de kerk (goed bezig, onthaasting in het klooster) en ik
hijg uit met een rood hoofd terwijl de broeders met zachte stem psalm 51
inzetten. Een psalm over vergeving. Lang niet altijd, maar dit keer valt het op
zijn plek.
“Wees mij genadig God, in
uw trouw, u bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet,
was mij schoon van alle
schuld.
Maar u wilt dat waarheid
mij vervult, u leert mij wijsheid, diep in mijn hart.
Schep o God, een zuiver
hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig.”